Beschrijving
Bibliotheek gebonden
Het derde boek over de demonische Heren van de Duisternis
In die dagen was de aarde geen bol en de demonen huisden in ijzeren paleizen in een reusachtige grot onder een vulkaan: de Onderaarde. Hier stroomde de Rivier van de Slaap, hier joegen de demonen op de zielen van de slapenden, hier stond hun luisterrijke metalen stad Druhim Vanashta. Terwijl in de verheven, ijle sferen van de Opperaarde, de koele en onverschillige goden neerzagen op het werk hunner handen.
Oppermachtig in de Onderaarde was Azhrarn Prins der Demonen, een van de Heren der Duisternis, Heerser van de Nacht. Hij was het die gruwelen en gevaar bracht aan degenen die hij bezocht, hij was het die hartverscheurend leed berokkende maar ook wonderen verrichtte, hij die onuitsprekelijk kwaad bezorgde aan al wie hem dwarsboomde.
Een andere Heer van het Duister was Uhlume, de zwarte Meester van de Dood. Zijn domein was de vreugdeloze Binnenaarde, waar een koud grijs licht heerste en zelfs de bomen van steen waren. Geen woonden hier dan Uhlume zelf en zijn weinige dienaren, de zielen van mensen die zich voor duizend jaar verkocht hadden aan hem in ruil voor een gunst die alleen hij kon verlenen.
Maar de meest bizarre demonische Heer van de Duisternis was de Meester van de Waan, Chuz. Het spel dat Chuz speelde met een wonderschone vrouw, een ambitieuze koning, een oeroude keizerlijke stad, was een subtiel geraffineerd web van intrige, van goed en kwaad, van hoop en waanzin. Immer weerstreefd door de even machtige Azhrarn, lokte Chuz een eeuwen durend wilsconflict uit waarin de mensen slechts onwetende, bevreesde pionnen waren.
Zo was het in die dagen op aarde…