Beschrijving
Walter Gilman’s gehoor had zich ontwikkeld tot een oerscherpte die onverdraaglijk was, en het sinistere geritsel van de ratten tussen de aangevreten scheidingswanden en het kraken van de houten spanten in het eeuwenoude huis waren al genoeg om hem de indruk te geven dat er een oorverdovend lawaai aan de gang was.
Hij bevond zich in de oude binnenstad van Arkham, waar de tijd stilstond en waar de legenden welig tierden; waar de gammele daken zich aaneenregen, wankel en scheefzakkend boven zolders waar in lang vervlogen tijden de heksen zich schuilhielden voor de gerechtsdienaren. En in de hele stad was geen enkele plek zozeer vervuld van macabere herinneringen als de zolderkamer waar hij onderdak gevonden had. Want juist in dit huis en op deze kamer had eens de oude Keziah Mason gewoond, wier ontsnapping uit de Salem-gevangenis door niemand verklaard had kunnen worden. Dat was gebeurd in 1692. De cipier was krankzinnig geworden en had slechts kunnen stamelen over een harig wezen met witte slagtanden in Keziah’s cel…